Overzicht locaties het Savelsbos

Voormalige Synagoge Eijsden

Tijdens de staatse tijd (17e en 18e eeuw) ontwikkelde Eijsden zich tot een voorname plaats, met name doordat het als overslagplaats ging fungeren in de belangrijk wordende Maasscheepvaart. Omdat in Maastricht destijds een streng beperkend vestigingsbeleid voor Joden gold en omdat de Maastrichtse ambachten (gilden) Joden weerden, vestigden Joodse kooplieden zich in de vroege 18e eeuw in Eijsden. Hierdoor onstond vanaf het begin van de 18e eeuw een bloeiende Joodse gemeenschap in Eijsden. De synagoge werd gebouwd in een speciaal voor dat doel gebouwd woonhuis in 1783, in opdracht van Abraham Coopman. Van deze op de verdieping aan de achterzijde ingebouwde huissynagoge is bij de zijgevel de uitbouw van de arke nog zichtbaar.
In 1935 werd de Joodse gemeente bij die van Maastricht gevoegd en sloot de synagoge te Eijsden. Sindsdien is het gebouw geheel in gebruik als woonhuis. Na de Tweede Wereldoorlog waren er nagenoeg geen Joden meer in Eijsden.

Bronnen: Synagoge Maastricht Wikipedia, Synagoge Eijsden Wikipedia, Joodse Begraafplaats Eijsden Wikipedia, Stichting Kerkgebouwen in Limburg, Joods Cultureel Kwartier
Sporen Mottekasteel Eijsden

De motte Eijsden was een middeleeuws mottekasteel. Thans resteren enkel grondsporen van deze motte die boven water kwamen bij opgravingen in januari 2009. De motte werd op grond van de opgravingen gedateerd in de 12e eeuw. De motte was in de ondergrond goed bewaard gebleven en werd aangemerkt als vondst van nationaal belang. Archeologen hebben de gehele burcht opgegraven en hebben daarbij de kelder van de motte blootgelegd. Deze bestond uit wanden van mergelblokken samen met een vloer van maaskeien. De ruimte had een afmeting van ongeveer drie bij vijf meter. De kelder diende als opslagplaats en als fundering voor het gebouw boven op de heuvel.

Bronnen: Wikipedia, KastelenInNederland.nl
Sporen van Romeinse Nederzetting in Eckelrade

Sporen van Romeinse aanwezigheid op het Plateau van Margraten zijn tamelijk zeldzaam, hoewel volgens de Heerlense archeologe Karen Jeneson ook de Zuid-Limburgse plateaus gedurende de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling in cultuur gebracht waren. De vondst in 2012 van een nederzetting met houten huizen uit de Romeinse tijd aan de Putstraat/Linderweg in Eckelrade lijkt deze stelling te bevestigen. Men vond er een woonstalhuis, twee bijgebouwen, een spieker (graanschuur op palen), een grindpad, diverse greppels en palissaden (wellicht erfafscheidingen) en enkele afvalkuilen met onder andere aardewerkscherven. Het gaat in alle gevallen om houtbouw; aanwijzingen voor steenbouw zijn niet gevonden.
Na het vertrek van de Romeinen, werd het gebied rondom Eckelrade waarschijnlijk pas in de twaalfde eeuw opnieuw in cultuur gebracht. Het werd toen gesticht vanuit Gronsveld, net zoals de meeste plaatsen op het Plateau van Margraten tussen de 11e en de 13e eeuw gesticht zijn vanuit oudere nederzettingen in lagergeleger gebieden.

Bronnen:, Wikipedia, Romeinse tijd in Limburg -Gerard Tichelman
Uitkijktoren Mesch

Op de Mescherhei staat een moderne uitkijktoren die op vele verschillende manieren refereert aan de rijke historie van de streek. Er is informatie te vinden over het huidige landschap(gebruik) en dat uit het verre verleden. Dit gebeurt op een strategische plek waar in de omgeving veel waardevolle archeologische vondsten zijn gedaan, die in sommige gevallen uniek voor Nederland zijn te noemen. Deze plek werd in de prehistorie al door rendierjagers gebruikt als uitzichtpunt.

Bronnen: Gemeente Eijsden-Margraten
Hoeve Hemersbach

Deze oude carréboerderij wordt al in het jaar 1233 in de archieven genoemd. Het wordt dan bewoond door een zekere Henricus de Hemesbagh. De herenhoeve is ontstaan als een mogelijk uit de 13e eeuw stammend Grondsvelder adellijk leen.
In de zeventiende eeuw kwam het in handen van de Hollandse familie Van Vos-Van der Does. Het ging later over aan een dochter van dit echtpaar, die gehuwd was met graaf Jean Baptiste de Pontignac de Montbrison, een generaal in Franse Dienst.

Het huidige herenhuis dateert uit 1750. Begin 18e eeuw trouwde Isabella, de dochter van Jean Batiste, met de Oostenrijkse generaal-majoor Conradus von Gramlich. De zoon uit het gezin Von Gramlich was ernstig ziek; de generaal beloofde een kapel te bouwen als zijn kind beter zou worden. Zijn zoon werd genezen, waarna generaal Von Gramlich zijn belofte gestand deed en het kapelletje liet bouwen. Zij hebben de hoeve bewoond tot ongeveer 1755. De tweede dochter van Jean Batiste, Marie Heléne, heeft er daarna gewoond met haar man Pierre, baron de Floen d'Adlerona.

Omstreeks 1800 kwam het goed in bezit van Jan Duysens.

Bronnen: Kerkgebouwen Gebouwen in Limburg, Boek; 'Els Quaedvlieg; mijn leven op Hoeve Hemersbach'
Groeven de Kleine en Grote Hel

Oude onderaardse 'mergelgroeven' waar mergel gewonnen voor het gebruik als bouwmateriaal liggen verborgen in het Savelsbos. Bij deze groeve betreft het de Kalksteen van Gronsveld.

Deze groeven zijn naar verluidt vernoemd naar een stuk bos waar het 'helsch donker' was, het gebied had vroeger met name in het donker een slechte reputatie. Waarschijnlijker is dat van helling (hil) afkomstig is. Hoe oud de groeven zijn is moeilijk met precisie aan te geven, maar zeker zestiende eeuws. Een aanwijzing is te vinden in een kleine nis waar het jaartal 1587 staat ingekrast.

Ongeluk

De Gronsveldse leiendekker Henri Vincent vroeg in 1893 aan de eigenaar van groeve de Hel, de familie Schrijnemaekers uit Maastricht, toestemming om mergelblokken te breken om een huis te bouwen. Op voorwaarde dat de ervaren blokbreker Mathijs Quaden aanwezig zou zijn, werd deze aanvraag goedgekeurd. Toen Vincent op een avond niet thuis kwam waarschuwde zijn vrouw tegen de morgen het raadslid. Deze begaf zich onmiddellijk samen met de veldwachter en aantal buren naar de lokale rijksveldwachter Beuken. In de groeve aangekomen ontdekten zij beide mannen onder puin bedolven in een dwarsgalerij. De instorting had uren eerder plaatsgevonden, want beide lichamen waren reeds koud. De lijken werden met veel moeite onder de grote blokken vandaan gehaald. Het bleek dat ze, tegen de waarschuwing van Quaden in, op een plaats die door hem was aangewezen als instabiel aan het werk waren gegaan. Beide slachtoffers lieten ieder een weduwe met vijf kinderen in behoeftige omstandigheden achter.


Bronnen: Historische Kring Cadier en Keer
Hoeve Libeek

Hoeve Libeek is een grote kasteelachtige hoeve, waarvan de oudste delen uit de 13e eeuw stammen. Vlak er langs liep een Romeinse weg die Dalhem en Valkenburg verbindde. Bij Libeek is deze weg voor een gedeelte in verval geraakt.
Op dezelfde plaats stond voorheen een riddermatig huis; de bewoner werd automatisch in de Limburgseridderstand opgenomen. Deze omgrachte burcht bestond nog in 1477. Ze was eigendom van de tot de grondadel behorende familie Van Liebeek. Dit geslacht bezat ook rechten en goederen in de omgeving van Mheer, maar het is omstreeks 1500 uitgestorven. Het kasteel kwam toen in handen van mensen die elders woonden, en werd zo geleidelijk een pachthoeve. Dit is de grootste Limburgse hoeve die om een vierkant binnenplein is gebouwd. Het mergelstenen woonhuis dateert uit de 16e en 17e eeuw. Het oudste gedeelte is de grote kelder van het woonhuis, gebouwd tussen 1200 en 1300. Deze heeft imposante gotische muraalbogen. De vleugels worden gevormd door stallen en schuren uit de 18e en 19e eeuw.

Bronnen: Wikipedia, Heemkunde St. Geertruid
Sint-Martinuskerk Gronsveld

De Martinuskerk werd voor het eerst vermeld in 1281. Het betrof een voorloper van de huidige kerk, want na een brand in 1579 stortte de oude kerk in. Aan het begin van de 18de eeuw brak men grote delen van de middeleeuwse kerk af. Wat men voor de afgebroken delen in de plaats stelde, was een tamelijk rijk gedetailleerde eenbeukige kerk met dwarsschip. Aan het begin van de 17e eeuw brak men de rest van de Middeleeuwse kerk af, behalve de toren uit de 13e eeuw en een deel van het koor. In de plaats daarvan bouwde men in de periode 1690-1699 een kerk in classicistische stijl, een eenbeukige kerk met dwarsschip. De oude, enigszins scheve toren bleef staan, evenals het restant van het 16e eeuwse koor. De Martinuskerk is opvallend strak vorm gegeven in vergelijking met andere kerken, die rond 1700 gebouwd werden. In 1895 vond er een grote restauratie plaats, en datzelfde gebeurde nogmaals in 1948 omdat de kerk ernstige oorlogsschade had opgelopen. De laatste restauratie dateert uit 1982.

In de kerk bevindt zich een orgel, gemaakt door Philippe Le Picard en enkele beelden uit de 15e en 16e eeuw. Altaar, communiebankenen preekstoel dateren uit het begin van de 18e eeuw.

Bronnen: Heemkunde Grueles, Wikipedia, Stichting Kerkgebouwen in Limburg
Kasteel van Mheer

Het huidige kasteel is gelegen tussen de oude wegen van ’s-Gravenvoeren naar Gulpen (via resp. Libeek en Terlinden) en is vermoedelijk ontstaan tijdens de ontginning van het Plateau van Margraten in de 11e-13e eeuw. De oudste bouwdelen (het fundament van de ronde toren) dateren wellicht uit die ontstaanstijd. Het eerste deel van het kasteelhuis werd gebouwd na de Slag van Woeringen (1288), toen de Hertog van Brabant in de landsheerlijke rechten was getreden van het Graafschap Dalhem en het Hertogdom Limburg.
Sinds 1668 is het kasteel nu al onafgebroken in bezit van de familie de Loë.

Bronnen: Wikipedia, Stichting Limburgse Kastelen
Huis Hoogenweerth

Huis Hoogenweerth, ook De Hogenweert, is een landgoed met een kasteelachtig buitenhuis, gelegen aan de oever van de Maas. Het huis is al vermeld in de 15e eeuw onder de naam Houweert. In de loop der eeuwen was het in bezit van een aantal burgemeesters- en schepenengeslachten.

Bronnen: Wikipedia
Galg van Mheer

De galg van Mheer is een voormalige gerechtsplaats. Sinds 2011 staat er kunstwerk van cirkelende kraaien om een galgenaas om de plek te herinneren. Op ongeveer 400 meter naar het noordoosten stond de galg van Margraten. Niet heel verassend wordt dit gebied 'De Galling' genoemd.
De Galling staat langs de oude Romeinse weg 'Via Mansuerisca'. Deze verbond destijds Maastricht met de vestingstad Limburg aan de Vesdre (Limbourg). Het was een druk begane route en waarschijnlijk is de galg daarom hier geplaatst.
Informatiebord is aanwezig met verdere uitleg

Bronnen: Wikipedia, Gemeente Eijsden-Margraten
Schone Grub
Schone Grub

De Schone Grubbe is het mooiste voorbeeld van een droogdal. Deze zijn onstaan aan het einde van de laatste ijstijd en lopen vaak dwars op de helling van het Maasdal en worden plaatselijk ook wel grubben genoemd. In tijden van permafrost dooiden enkel in de zomermaanden de bovenste 2 tot 2,5 meter van de bodem waarna deze bovenlaag veranderde in een natte, zachte massa. Al het water niet in de bevroren bodem kon draineren. Dit smeltwater stroomde langs de hellingen omlaag en sleet zo droogdalen uit. Vervolgens zijn deze grubben verder geërodeerd door de afvoer van regenwater in tijden van regenwateroverschotten.

Grubben herbergen vaak een bijzonder microklimaat en bieden daardoor plaats aan bijzondere planten. De grote soortenrijkdom van dit reservaat kan worden verklaard door de aanwezigheid van de vele soorten fysiotopen in de Schone Grub. Het bos heeft een rijke structuur, met bijzondere soorten in de ondergroei (daslook, stijve stekelvaren). Vanwege deze zeldzama flora is het gebied een bosreservaat en daarom helaas niet toegangelijk.
De Schone Grub is een zeer oude boskern en ligt precies op het snijpunt van de formatie van Maastrichts (kalk, vaak gebruikt als bouwsteen) naar het noorden en de formatie van Gulpen (zachtere kalk) naar het zuiden. Door erosie komen deze hier aan de oppervlakte.
De bodem ligt hier ook bezaaid met losse stukken vuursteen, die volgende Belgische archeoloog Marcel de Puydt het resultaat zijn van een werktplaats waar de gewonnen vuursteen werd verwerkt.

Bronnen: Vuursteenmijnen.nl, Wikipedia, De Belemniet, zuiderlucht.eu, WUR
Julianagroeve

Julianagroeve is een voormalig open kalksteengroeve waar van 1930 tot 1960 kalksteen werd gewonnen voor het vervaardigen van landbouwkalk

Bronnen: Wikipedia, eifelnatur.de
Abri van Rijckholt

Dit is waarschijnlijk een voormalige open groeve waar kalk werd gewonnen om het land te bemesten. Abri archeologisch vakjargon voor een schuilplaats van de prehistorische mens, het wordt vermoed dat deze plek ook dienst deed als beschutting voor prehistorische mensen.

Bronnen: Heemkunde St. Geertruid
Huis de Beuk
Boswachterswoning

Deze mergelstenen boswachterswoning werd gebouwd in 1848 in opdracht van de toenmalige boseigenaar, de familie Martens uit Leuven. De naam van het huis is afgeleid van de naam van de eerste bewoners, de familie Beuken. Tussen 1848 en 1938 werd het pand door drie generaties Beuken als bos- of veldwachter bewoond. Vanaf de hooggelegen woning konden ze de omgeving goed in de gaten houden. Drinkwater moest gehaald worden uit de waterput aan de voet van de steile Wijngaardsberg die in 1847 was aangelegd door Andreas Beuken, de eerste bewoner van het pand. In 1870 werd het pand verkocht aan de Maastrichtse familie Schreinemacher, maar de Beukens bleven er wonen. In 1955 vertrokken de laatste bewoners, de familie Aarts. In 1959 kwam het gebouw in bezit van Staatsbosbeheer die het gebruikte als weekendverblijf voor personeel. In 1961 werd een betonnen waterput met filter aangelegd. In de loop van de jaren 1970 verviel het huis steeds verder en toen het in de jaren 1980 dreigde gesloopt te worden, kwam er toch nog een redding. In 1989 werd Huize de Beuk gerestaureerd door de Heemkundestichting Grueles en leden van de Wildbeheereenheid Savelsbos.

Kluizenaarswoning

De boswachtersfamilie Beuken waren niet de eerste die op de Riesenberg woonde. Aan het einde van de 18e eeuw woonden op dezelfde plek twee kluizenaars in een kluis (kluizenaarswoning). Na de dood in 1818 van de laatste kluizenaar Vader Alexander, afkomstig uit Valmeer (België), werd de woning een tijdlang verhuurd aan een Waal. 't Salpietermenneke' werd hij door de mensen van Gronsveld genoemd. Volgens de overlevering schraapte hij de salpeterhoudende aanslag van de wanden van de nabijgelegen mergelgroeven en verkocht deze als meststof aan boeren, tot in het Luikerland toe.

Kluizenaars, ook wel (h)eremieten genoemd, waren mannen, bijna altijd leken, zonder enige kerkelijke wijding. Ze woonden in een open en voor iedereen toegankelijke 'kluis' of 'hermitage'. De kluizenaar, die niet gehuwd mocht zijn, woonde meestal alleen. Soms kwam het voor dat twee of meer kluizenaars samen huisden zoals hier het geval was. De aanwezigheid van een kluizenaar in wildrijke bossen had voor eventuele stropers een zekere afschrikwekkende werking. De kluizenaar fungeerde dus als het ware als een goedkope jachtopziener. Misschien is dit hier ook het geval geweest. Het leven van kluizenaars, ver van de bewoonde wereld, was een leven zonder comfort. Wanneer de Heilige Mis in de parochiekerk was bijgewoond, ondernamen de Gronsveldse kluizenaars de terugtocht naar de Riessenberg over wegen die, vooral in het najaar en de winter, deze naam niet verdienden. In de kluis baden ze de voorgeschreven dagelijkse gebeden, hielden hun meditatie en werkten op hun akker.

Bronnen: Heemkunde vereniging Grueles 100e uitgave, Cultuurhistorisch Wandelen, Eifelnatur.de
Groeven Grote en Kleine Dolekamer

Zeer bouwvallige onderaardse kalksteengroeve De groeve ontleent zijn naam aan de Limburgse benaming voor een kauw, 'Däölke'. Deze en andere vogels nestelen graag in de holen in kalkstenen.

Grafheuvel

In deze omgeving zijn de resten gevonden van zeven grafheuvels uit de Bronnenstijd (ca. 3000 tot 800 voor Christus). Op deze plek is er een gereconstrueerd. Deze grafheuvel is van een bijzonder type: bij de opgravingen rond 1920 bleek er een krans van stenen onder te liggen met daarbinnen een klein stenen platform. Er werd ook een onbeschadigde urn gevonden. Anderen zijn deels verloren gegaan bij de aanleg van een grindgroeve.
Klik hier voor een filmpje waarin een archeoloog uitleg geeft over deze grafheuvels.

Bronnen: Heemkunde St Geertruid, Staatsbosbeheer, Staatsbosbeheer
Groeve Trichterberg

Door dagbouw verdwenen onderaardse kalksteengroeve. Informatiebord is aanwezig.

Geologisch Monument Moerslag

Een groeve waar zachte kalk werd gewonnen om de plaatselijke velden te bemesten. Het betreft hier de Kalksteen van Lixhe uit de Formatie van Gulpen. Door de vuursteenknollen in deze laag is het niet geschikt voor bouwsteen te winnen. Vuursteen is zo hard dat de de zaag van de blokbrekers er niet door komt.

Zie GeologischeKaart.nl voor een interactieve uitleg van de geologische geschiedenis van Zuid-Lmiburg.

Informatiebord aanwezig
Bronnen: De Belemniet
Geologisch Monument Örenberg

Dit is de enige plek in Nederland waar 'conglomeraat' gesteente aan de oppervlakte voorkomt. Hier liggen enkele grote kwartsen, kwartsieten en zandstenen die zijn vrijgekomen bij het winnen van grind. Dit gesteente is als het ware aaneengeklitte sedimenten afgezet door de Maas. Doordat de stroomsnelheid en dus de draagkracht van de Maas en Rijn in het westen van het land te laag was om grof sediment te transporteren werd hier grind afgezet. Door kalkrijk water dat er door de porien vloeide zijn deze klasten aan elkaar geplakt; het is dus min of meer natuurlijk cement.

Informatiebord is aanwezig.

Zie GeologischeKaart.nl voor een interactieve uitleg van de geologische geschiedenis van Zuid-Lmiburg.


Bronnen: aardkundigewaarden.nl, De Belemniet
Kasteel Gronsveld

In oorsprong zou op de plek van het kasteel een 13e-eeuws mottekasteel hebben gelegen dat de voorloper was van het rond 1300 gebouwde rechthoekige burcht met ronde hoektorens. Deze burcht was eigendom van de machtige Heren van Gronsveld en vormde de zetel van hun Heerlijkheid. De Heren van Gronsveld bezaten meerdere burchten en landerijen in het hertogdom Limburg en het Land Van Rode. Toen Jan II van Gronsveld in 1386 in Aken werd vermoord erfde zijn broer, Henric heer van Rimburg, zijn gehele bezit. Door het ontbreken van een mannelijke nazaat kwam de heerlijkheid Gronsveld in bezit van de familie van Bronckhorst toen Diederik van Bronckhorst-Batenburg, heer van Batenburg en Anholt, huwde met de kleindochter van Henric. Deze familie van Bronckhorst had goede relaties met keizer Maximiliaan I en diens zoon keizer Karel V. Op voorspraak van de keizer werd de vrije heerlijkheid verheven tot baronie waardoor Diederik en zijn nazaten de titel baron mochten dragen. Joost van Bronckhorst werd door de keizer verheven tot rijksgraaf, waardoor deze zitting kreeg in de Duitse Rijksdag en zich vorst van het Heilige Roomse Rijk mocht noemen.

Door deze ontwikkelingen verbleven de familie Bronckhorst vrijwel uitsluitend in Duitsland en trokken ze zich steeds meer terug uit Gronsveld. Uiteindelijk kwam het kasteel leeg te staan en werd het een toevluchtsoord voor zwervers en rovers. Een der roversbendes werd gevormd door een stel Hessische ruiters uit de Noordelijke Nederlanden. Toen deze bendes steeds vaker plundertochten gingen houden in de gebieden tussen Luik, Maastricht en Aken, werd er in 1594 door de prins-bisschop van Luik een leger op af gestuurd. Toen de burcht tijdens de strafexpeditie onder zwaar kanonvuur kwam te liggen betekende dit het einde van de eens zo prachtige burcht.

Ondanks dat de heren van Bronckhorst er niet meer woonden, besloten ze toch het kasteel gedeeltelijk te herstellen. Het oostelijke deel werd hiervoor opnieuw in de oorspronkelijke staat opnieuw opgericht. Dit kasteel bleef eigendom van de familie van Bronckhorst tot 1719 toen het graafschap door overerving in bezit kwam van het Duitse geslacht von Törring-Jettenbach.
In 1801 werd het echter door de Fransen geconfisqueerd en vervolgens verkocht aan een makelaar uit Wezet. In 1825 werd het eigendom van een Maastrichtse aannemer die het grotendeels sloopte en de vrijgekomen materialen elders hergebruikte. De restanten werden door de Maastrichtenaar A. Gadiot die op de plek zijn landhuis liet bouwen. Bij de bouw van het landhuis zijn deels de restanten van de oude burcht hergebruikt. In 1880 werd het landhuis in neogotische stijl verbouwd en werden op de hoeken een aantal arkeltorentjes toegevoegd. De Gadiots bleven eigenaar tot 1988 toen het kasteel in eigendom overging naar de Amsterdamse farmaceut H. Freie. In 2010 werd het kasteel verkocht aan Willy van Houtrijve en John Froger.

Bronnen: Stichting Limburgse Kastelen, Wikipedia, Kasteelgronsveld.nl, Stichting Eugene Dubois
Grindgroeve/Kiezelkuil

Een voormalige open groeve waar grind werd gewonnen om wegen te verharden. Het grind in dit laagpakket is door de Maas vanuit de Belgische Ardennen en Noord-Frankrijk getransporteerd en is enkele honderduizenden jaren oud. Het betreft hier het Laagpakket van Sint Geertruid.
De winning van grind is niet zo oud als die van kalksteen. De meeste grindgroeven kregen pas enige omvang in de negentiende eeuw, toen men op grote schaal wegen ging verharden. Eigenaren van woningen en grondstukken die aan met grind verharde wegen lagen en pachters van gemeenteweiden moesten vaak helpen bij het onderhoud van die wegen. Vaak moesten bij deze werkzaamheden alle gezinsleden meehelpen. Het winnen van het grind in de groeven was daarbij zeker niet zonder gevaar. In 1848 ging het zelfs goed mis toen in een grindgroeve ten noorden van Gronsveld acht mensen onder een instortende grindwand bedolven raakten en daarbij om het leven kwamen. Ter herinnering aan deze verschrikkelijke gebeurtenis werd bij de groeve een hardstenen herdenkingskruis opgericht waarop de namen van de slachtoffers stonden.

Informatiebord is aanwezig

Zie GeologischeKaart.nl voor een interactieve uitleg van de geologische geschiedenis van Zuid-Lmiburg.

Bronnen: De Belemniet: Grindgroeve, De Belemniet: Geologie van het Savelsbos, Heemkunde Grueles, Staatsbosbeheer.nl
Sint-Bartholomeuskerk

Deze kerk is in gotische stijl opgetrokken in Limburgse mergel. De kerk, waarvan de basis in de dertiende eeuw werd gelegd, ligt midden in het dorp op een kerkheuvel en wordt omgeven door een keermuur. Het onderste deel van de toren stamt uit de 14e eeuw.
In 1845 werd deze kerk pas tot parochiekerk verheven, na eeuwenlang een hulpkerk van Gronsveld te zijn geweest

Bronnen: Stichting Kerkgebouwen in Limburg
Groeve Mosterdberg

Van deze kleine groeve heeft vanaf 1863 ene zekere 'Lamber Beckers' een provisorische woning gemaakt. De armlastige dagloner heeft hier negen achtereenvolgende jaren met zijn vrouw en kind gewoond. Lambert moest hiervoor wel elk jaar twee gulden in de gemeentekas storten.

Bronnen: Historische Kring Cadier en Keer
Sint-Gertrudiskerk St Geertruid

De eerste kerk op deze plek stamt uit de 11e eeuw. Van dit gebouw zijn alleen nog enkele muurresten bewaard gebleven. Deze kerk is geheel opgetrokken uit mergel en bestaat uit een ongelede westtoren met ingesnoerde spits, een driebeukig schip en een driezijdig gesloten koor. Ze heeft romaanse, gotische en classicistische kenmerken. In de grafkapel bevindt zich een stucplafond uit 1717 met de alliantiewapens van de Heren van Libeek. Er is een renaissance zijaltaar uit 1644. Ook bevat de kerk enkele oude beelden, en wel een beeld van Sint-Eligius uit 1589, en de Heilige Johannes de Evangelist uit 1500. Verder een 15e-eeuwse Sint-Anna te Drieën; twee beelden van Sint-Gertrudis, uit de 16e en de 17e eeuw; een 16e-eeuws kruisbeeld; een drieluik uit 1600 met de geboorte van de Heilige Johannes, Sint-Jacob, en Sint-Catharina.

Bronnen: Wikipedia, Stichting Kerkgebouwen in Limburg
Geologisch Monument Groeve Blankenberg/de Wolfskop

Deze opvallende mergelwand is het resultaat van vuursteenwinning voor bouwdoeleinden. De winning van het gesteente in deze bovengrondse groeve is in 1946 ten einde gekomen.
Hier is het verschil tussen de Formatie van Gulpen en de Formatie van Maastricht mooi te zien. De laatste, hier bovenste in het laagpakket, is namelijk een stuk geler. Boven de vuursteenlaag ligt een kalkgraslandje, met een aantal bijzondere planten, zoals Driedistel en Aarddistel.

De herkomst van de naam Wolfskop is niet zeker. De veldnaam 'Wowskop' komt in de oudste documenten van Cadier (1621) al voor. In Zuid-Limburg en aangrenzend België komen talrijke 'wolf' toponiemen voor.
Informatie bord is aanwezig. Tevens een mooi uitzichtpunt met bank.

Zie GeologischeKaart.nl voor een interactieve uitleg van de geologische geschiedenis van Zuid-Lmiburg.

Bronnen: Stichting Bargerveen, Historische Kring Cadier en keer, De Belemniet
Vuursteenmijnen van Rijckholt

De vuursteenmijnen van Rijckholt zijn een complex van mijnen, waar in het Neolithicum vuursteen werd gewonnen. Dit gebeurde tussen 3950 v.Chr. en 2650 v.Chr. De vuursteen werd gebruikt om wapens en gebruiksvoorwerpen van te maken. De vuursteenmijnen zijn de oudste bekende vorm van mijnbouw in Nederland.
In het begin werd de vuursteen uit de hellingen van de Schone Grub gehaald. Omstreeks 4000 v.Chr. waren deze hellingen uitgeput. De mensen gingen toen over tot het graven van ondergrondse mijnen. De mijnen liggen dicht bij elkaar omdat men afhankelijk was van het licht dat van boven door de schachten naar binnen viel. Een mijn was na 2 tot 3 jaar uitgeput, waarna er een nieuwe gegraven moest worden. In het onderzochte gebied (3000 m²) zijn 66 mijnschachten gevonden. Naar schatting zijn er in totaal 1000 geweest. De vuursteen werd gebruikt als handelsmiddel. Het exportgebied van deze mijnen strekte zich over honderden kilometers uit. Dat zegt iets over zijn kwaliteit. Vuurstenen werktuigen, teruggevonden bij Keulen en Bonn, 100 kilometer hier vandaan, bleken voor 80% procent afkomstig uit Rijkcholt-Sint Geertruid. Zelfs op 300 kilometer, bij Frankfurt am Main, was nog steeds 50% van de teruggevonden vuursteen afkomstig uit deze mijnen.


Grand Atelier

Vlakbij de toegangspoort tot de vuursteenmijnenligt het ’Grand Atelier’ oftewel de Grote Werkplaats. De ovale kuil ligt bezaaid met splinters vuursteen, zogenaamde afslagen, ten teken dat hier de ruwe vuursteenknollen zijn bewerkt.

Bronnen: Wikipedia, Heemkunde St. Geertruid, Staatsbosbeheer, Vuursteenmijnen.nl, Heemkunde Grueles, Staatsbosbeheer.nl


Excursies naar de vuursteenmijnen zijn mogelijk iedere eerste en derde woensdag van april tot en met september. Zie vuursteenmijnen.nl voor meer informatie hierover en deze pagina voor tickets.

Huis Blankenberg

Huis Blankenberg komt in de geschreven geschiedenis het eerst voor in het oudste leenregister van Valkenburg, daterend uit het jaar 1381, een zekere Arnold d’Elen is dan de eigenaar. Het huis is gebouwd op de resten van een in 1825 afgebroken donjon. Oorspronkelijk liep hierlangs de heerbaan van Maastricht naar Limbourg en Trier.
Rond 1820 kwam het in bezit van baron Salomon Reinier Marius Pichot de Plessis. Het was deze baron die de oude burcht in 1825 geheel tot de grond toe sloopte en op de fundamenten het huidige drielaags hoofdgebouw in neoclassicistische stijl als lustoord bouwde, met daarbij een prachtig park.
De familie De Chestret de Haneffe liet het geheel tussen 1856 en 1863 ingrijpend verbouwen. Uit die tijd dateren de beide hoekpaviljoens.
In 1904 werd het huis eigendom van het Franse broederschap van Sint-Blasius. Door geldgebrek werd het gebouw slecht onderhouden en was de broederschap gedwongen het gebouw aan de paters redemptoristen over te doen. Dezen bouwden een kapel en een schuur bij het landhuis. Later werd het een klooster en pensionaat van de Zusters van het Arme Kind Jezus en kreeg het een flinke opknapbeurt. In 2004 nam het Academisch Ziekenhuis Maastricht het complex over en werd het gebruikt als verpleeg- en herstelkliniek. Eind 2010 werd het gekocht door een katholieke stichting en momenteel verblijven er priesterstudenten uit Rolduc.

Bronnen: Historische Kring Cadier en Keer, Stichting Limburgse Kastelen, Wikipedia, Stichting Kerkgebouwen in Limburg, Stichting Vrienden van Blankenberg
Banholtergrubbe/Eiland van Banholt

Op deze locatie zijn veel archeologische vondsten gedaan uit de periode van de eerste mens in het Maasdal. In de Banholtergrubbe werd vuursteen gewonnen door de agrarische ‘Bandkeramiekers’, die hun naam ontlenen aan de versierde aardewerken potten die ze maakten. Door de steile helling was het vuursteen hier gemakkelijk te winnen. Waarschijnlijk gebeurde dit tussen 5300 en 4900 voor Christus. Maar al vanaf 400 000 jaar geleden gebruikten rondtrekkende jager/verzamelaars vuursteen. Vuursteen was zeer waardevol voor de prehistorische mens. Ze kenden immers destijds nog geen metalen. Het harde en scherpe vuursteen was zeer geschikt voor werktuigen.

Bronnen: Gemeente Eijsden-Margraten, Bandkeramiek.nl
Groeve Steinberg

Een kleine ondiepe onderaardse kalksteengroeve. De kalksteen op deze komt op deze steile helling aan de oppervlakte wat het gemakkelijk maakte deze te winnen. Wegens instortingsgevaar en voor de bescherming van vleermuizen is deze met tralies afgesloten.

De Fontein
Grondwater

Door de diepe ligging van het grondwater in dit gebied is dit de enige bron van het Savelsbos. Deze bron stroomt soms jaren achter elkaar om dan een enkel jaar of enkele jaren weer droog te vallen. Zoals nu al een tijd het geval is. Tot ongeveer 150 jaren geleden voorzag deze bron de omgeving nog rijkelijk van water. Nu staat deze bron om onbekende reden al jaren droog.

Voormalig bedevaartsoord

Eind 18e werd enige tijd geloofd dat deze bron heilzame krachten bezat. Dit was het resultaat van een sluwe zakenman die deed voorkomen alsof zijn blindheid hier genezen werd. In 1806 stak de bischop van Luik hier een stokje voor. Hij liet het water scheikundig onderzoeken en daaruit bleek dat het om gewoon water ging, zonder enkele bijzondere waarde. Daarom drukte hij de parochiegeestelijkheid op het hart dat het hun plicht was het bijgeloof tegen te gaan. Dit betekende al snel het einde voor de Fontein als bedevaartsplek.

Bronnen: Historische Kring Cadier en Keer, Natura 2000
Riesenberg
Wijnteelt

De naam Riesenberg is een verbastering van 'wijngaardsberg' of afgeleid van rese/rist, een spruit aan een wijnstok. Schijnbaar werd in de Romeinse tijd in Zuid-Limburg op grote schaal wijn geteeld. Het wordt beweerd dat tot de tijd van Napoleon hier nog wijn werd verbouwd maar dat Napoleon dit uit angst voor competitie heeft verboden. Anderen beweren dat de betere verbindingen met Frankrijk sinds die tijd de invoer van Franse wijn hebben bevorderd, tengevolge waarvan de wijnbouw in onze streken overbodig werd.

veranderingen in de loop van de Maas na verloop van tijd, van oost naar west, verschillende rivierterrassen ontstaan. De helling van het Savelsbos is de rand van het oudste en hoogste terras. De jongste terrassen liggen direct aan de Maas. Zie GeologischeKaart.nl/zuidlimburg voor meer over de geologie van Zuid-Limburg

Romeinse Resten

Iets hoger op de Riesenberg zijn vele Romeinse potscherven en dakpannen gevonden. In de 18e eeuws legerboeken wordt deze plek aangeduid met ‘Steenen Tuin’ (Stenen Toren), wat zou kunnen betekenen dat er een Romeinse wachttoren of villa heeft gestaan. Na de Gallo-Romeinse periode raakte het gebied weer bebost. Rond het jaar 1000 werd het gebied weer in cultuur gebracht door de toenemende bevolking van het Maasdal. In deze tijd werd het dorp Cadier en Keer gesticht.

Galg

De schepenbanken van vroegere graafschappen Gronsveld en Rijckholt hebben in vroeger eeuwen vaak de doodstraf uitgesproken. De misdadigers, die door de schepenbank van Gronsveld ter dood werden veroordeeld, vonden hun einde aan de galg die hier in het grafelijk bos was opgesteld. Oude geschiedschrijvers weten te melden dat de galg op een hoog punt was geplaatst zodat de veroordeelde in zijn laatste ogenblikken nog kon genieten van een mooi uitzicht. Op oude archiefkaarten, is de ligging van deze galg duidelijk aangegeven. De galg lag op ongeveer 500 m ten noordoosten van de voormaligeboswachterswoning 'De Beuk'. Tijdens het voorarrest zaten de gedetineerden opgesloten in de kerkers van het kasteel van Gronsveld, die rond 1779 zo bouwvallig waren dat er geregeld gevangenenuit ontsnapten. Na 1780 werden ze opgesloten in de keldervan de woning van rentmeester Lebens (nu: Rijksweg 91, Gronsveld).

Bronnen: Heemkundevereniging Grueles 1983, 3e jaargang nr. 2, Helletocht naar de Grotten, Cultuurhistorisch Wandelen, Boek: Limburgse Veldnamen, Staatsbosbeheer.nl
Voormalige Molen Honthem

In 1854 liet landbouwer Frans Hochstenbach uit Honthem hier een windmolen bouwen. Het stuk grond waarop dat gebeurde werd In den Deldert genoemd. De molen was van hout en stond op een houten voetstuk. Op dit voetstuk konden de wieken naar de gewenste windzijde worden gezet.
Frans Hochstenbach verkocht de windmolen in 1866 aan Mathias Hounjet uit Mheer. Mathias Hounjet nam de molen zelf in exploitatie. Hij was een veelzijdig begaafd man. Naast molenaar was hij timmerman, wagenmaker, hoefsmid, landbouwer/grondeigenaar en 'veearts'. Mathias werd ruim 80 jaar oud. In 1884 werd de nalatenschap van het echtpaar Hounjet-Lardinois onder de zeven nog in leven zijnde kinderen verdeeld. Zodoende kwam de molen in handen van dochter Clara en haar echtgenoot Pieter Paulus. Zij werd de derde en tevens laatste exploitant van de windmolen. De molen werd onrendabel door de komst van een elektrische molen in Honthem. De molen raakte in verval en werd in 1912 afgebroken.

Bronnen: Historische Kring Cadien en keer, , Molendatabase
Henkeput

De Henkeput is een ongeveer 12 m diep zinkgat. Het gat bestaat uit een open trechtervormige kuil die overgaat in een cilindrische schacht. De schacht geeft toegang tot een koepelvormige ruimte. In het verleden zijn door diverse onderzoekers ideeën geuit over de oorsprong van de put. In het verleden is geopperd dat het mogelijk een geologische orgelpijp, wanneer zure regen kalksteen oplost. Echter lijkt de koepelvormige ruimte te zijn uitgehakt en heeft een groot aantal nissen langs de wanden. Anderen hebben verondersteld dat het een vuursteenmijn zou betreffen, maar uit onderzoek is gebleken dat de vuursteenlagen hier kwalitatief slecht zijn. Het meest waarschijnlijk is dat de put een kalkmijn was, waarbij de kalksteen/mergel gewonnen is voor bijvoorbeeld het meststof voor het land. De mergel uit de henkeput niet geschikt zijn als bouwsteen omdat deze niet hard genoeg is. Op basis van de vondsten van onder andere Romeinse scherven, veronderstelt men dat de put zeker van Romeinse ouderdom is. De naam Henkeput verwijst naar het Duitse woord voor scherprechter en zou op een executieplaats kunnen wijzen. Maar dit is niet zeker.
Rond 1886 werd de Henkeput onderzocht door onderzoekers Casimir Ubaghs, Eugène Dubois en Graaf de Geloes. Ze troffen in de puinkegel vele botten van mensen en dieren aan, waaronder van vossen, honden, schapen, koeien, paarden en herten. Het is nog altijd onduidelijk hoe en waarom deze botten hier zijn terechtgekomen.
In de periode 1928-1932 hebben de Franse paters Dominicanen uit het nabijgelegen klooster O.L. Vrouw Onbevlekt Ontvangen te Rijckholt bij de Henkeput en de Schone Grub gegraven. De collectie aan vondsten is deels verspreid en deels verloren gegaan.

Informatiebord is aanwezig.
Bronnen: Wikipedia, Heemkunde St. Geertruid, vuursteenmijnen.nl, Staatsbosbeheer.nl, Volkskrant
Zure Dries

Door de verzuurde bodem groeien hier geen bomen maar voor Nederland zeldzame kalkgrassen. Deze 'hellingschraallanden' behoren tot de meest soortenrijke graslandtypen van Nederland. Rechts van de Zure Dries bevindt zich een zogenoemd middenbos: een stuk bos waarin een deel van de bomen mag uitgroeien tot grote, oude bomen maar waar het grootste deel als hakhout wordt geëxploiteerd. Door deze vorm van beheerkrijgen zeldzame en kwetsbare bodembedekkende planten die van open bos houden hier meer overlevingskansen.

Bronnen: Eifelnatur.de, Staatsbosbeheer.nl
Elvenschans/Fort Navagne

De Elvenschans of Fort Navagne was een fort waarvan alleen de kasteelhoeve resteert. Het fort was door de Spaanse bezetters gebouwd in 1634-35 rond het bestaande kasteel Navagne, als uitvalsbasis voor de belegering van Maastricht. In 1648 werd er door de Spanjaarden een rechtbank gevestigd. In het fort zetelde ook een Spaans tolkantoor dat tolgeld inde over de Maasvaart. De Franse koning Lodewijk XIV liet de schans in 1674 slopen, maar in 1680 werd de schans opnieuw opgebouwd door de Spanjaarden. In 1702 werd het weer verwoest door Maastrichtenaren die het afvoerden als bouwmateriaal.
De oude bastions zijn tegenwoordig nog terug te vinden als verhogingen in het maaiveld rond de Kasteelhoeve.

Bronnen: Wikipedia, Stichting Eugene Dubois, breurhenket.com, Stichting Eugene Dubois
Kaart van voormalig Fort Navagne, Tekening van Fort Navagne
Kasteel van Rijckholt

De geschiedenis van het kasteel is aanvankelijk nauw verbonden met de heerlijkheid Rijckholt en de heren van Gronsveld. Philip en Winand van Gronsveld waren in de 12e eeuw de eersten die zich, naast de titel heer van Gronsveld, ook heren van Rijckholt noemden. Het was deze familie die in de 14e eeuw de grote vierkante toren liet bouwen als zetel voor de heerlijkheid Rijckholt.
In de 15e eeuw ging het bezit hiervan over naar Willem Van Vlodrop de 1e. Toen in 1568 de strijd tussen de Spaanse koning en Willem van Oranje losbrandde, koos Willem Van Vlodrop de 2e, de zijde van de prins waarna het kasteel door de Spanjaarden in beslag werd genomen. In 1590 kreeg de familie Van Vlodrop het weer in handen. In 1596 verkocht de familie de heerlijkheid Rijckholt aan Herman Van Lynden, baron van Reckheim (Rekem).

In 1682 kwam de heerlijkheid Rijckholt in bezit van Jean Maximilliaan de Bounam. Hij bouwde de hoofdvleugel aan de toren. Zijn zoon, Jean Baptiste de Bounam, trouwde in 1701 met Marie-Barbera de Moffarts. Twee jaar later volgde hij zijn vader op als heer van Rijckholt. Het echtpaar de Bounam-de Moffarts woonde in het kasteel en kreeg hier 11 kinderen. In de linkervleugel bevinden zich de familiemonogrammen van Jean Baptiste de Bounam en zijn vrouw. In 1735 werd hij opgevolgd door zijn oudste zoon Jean Maximilliaan de Bounam.
In de linkervleugel was oorspronkelijk een huiskapel aanwezig ter ere van de Heilige Rombout. Deze kapel is voorzien van prachtige stucplafonds en familiemonogrammen van het echtpaar de Bounam-de Moffarts die de vleugel lieten bouwen. Aan de achterzijde van het kasteel zijn links van het hoofdgebouw bij opgravingen in 1961 nog restanten gevonden van een vleugel met op het uiteinde hiervan een kleiner torentje.

In 1795 eindigde de feodale heerschappij van de familie de Bounam over Rijckholt, toen de Fransen de Zuidelijke Nederlanden binnenvielen en de heerlijkheid werd opgeheven. De familie de Bounam de Ryckholt verkocht het kasteel in 1832 aan Lambert Charles Ive Ame Poswick die advocaat was bij de Raad van Limburg. Daarna verwisselde het kasteel nog diverse keren van eigenaar tot het echtpaar Jean en Monique Colen het in bezit kreeg en in de jaren 80 van de 20e eeuw een uitgebreide restauratie liet uitvoeren.

Bij het kasteel liggen nog een koetshuis en een jachthuis. Het koetshuis is gebouwd in het begin van de 18e eeuw en wordt tegenwoordig gebruikt als party- en congrescentrum. Het koetshuis was ten tijde van de Tweede Wereldoorlog in Duitse handen. In het pand was het commandocentrum gevestigd van de 3e Panzergruppe. Het commandocentrum werd pas aldaar gevestigd in 1943. Vanwege het feit dat de Duitse ijzerindustrie letterlijk zwaar onder vuur lag, werd het niet toegestaan om het koetshuis van een ijzeren omheining te voorzien. Om desondanks duidelijk te maken aan de omgeving dat het Duits gebied betrof, werden er beelden in de tuin geplaatst met een duidelijk Duitse connectie. Een van die beelden is thans nog bewaard en betreft een adelaar, die een exacte replica is van de adelaar boven op de Brandenburger Tor in Berlijn.

Bronnen: Wikipedia, Stichting Limburgse Kastelen, VVV Zuid-Limburg
Kasteel Oost

Het kasteel was in oorsprong een omgrachte woontoren en was de zetel van een heerlijkheid onder het hertogdom Daelhem. Deze woontoren vormt de kern van het tegenwoordige herenhuis en bestond uit een kelder met daarboven drie verdiepingen. Het oudste muurwerk dat momenteel nog in een der zijgevels aanwezig dateert vermoedelijk uit de 12e of 13e eeuw. De woontoren werd in 1548 uit mergelsteen opgetrokken en ingepast in een verbouwing waarbij een bakstenen aanbouw uit kolenzandsteen van gelijke grootte als de woontoren. De ingang werd hierbij verplaatst naar een nieuw gebouwde achtkantige traptoren. Het bouwjaar 1548 is zichtbaar in een gebeeldhouwde fries.
In 1674 werd opnieuw een verbouwing gedaan door het geslacht van de heren van Hoensbroeck en in 1848 werd het andermaal verbouwd, waarbij het werd voorzien van een Zwitsers zadeldak met dakoversteken.
In de jaren 1950 werd het kasteel zodanig ingrijpend gewijzigd dat van de oorspronkelijke structuur weinig meer overbleef en het kasteel een landhuisachtig uiterlijk kreeg.

Bronnen: Wikipedia, Stichting Limburgse Kastelen
Graanmolen van Eijsden
Wikipedia
Kasteel Eijsden
Bronnen: Wikipedia, Stichting Limburgse Kastelen,
Torenmolen van Gronsveld

Deze merkwaardige windmolen staat ten noorden van het dorp Gronsveld, langs de oude rijksweg Heer-Eijsden. Het is een torenmolen, waarvan ons land nog vier exemplaren telt; bovendien is het de meest zuidelijk staande windmolen van Nederland. De molen dateert uit 1618-1623. De belt rond de molen is gebouwd in 1766. In de Tweede Wereldoorlog is de molen na een granaatinslag afgebrand. In 1972 heeft er een grote restauratie plaatsgevonden.

Bronnen: Wikipedia, Nederlandse Molendatabase, Cultuurhistorisch wandelen
Meschermolen

De Meschermolen is de eerste watermolen op het zijriviertje de Voer op Nederlands grondgebied. De Meschermolen maakt deel uit van een grote Limburgse hoeve. In het begin van de jaren vijftig werd de watermolen stilgelegd. In de jaren negentig is de Meschermolen geheel gerestaureerd en functioneel. De molen is op afspraak te bezichtigen.

Bronnen: Wikipedia, Gemeente Eijsden-Margraten
Van Tienhovenmolen
Wikipedia
Zaagwatermolen
Wikipedia
Muggemolen
Wikipedia
Breustermolen

In 1221 wordt er voor het eerst melding gemaakt van de Breustermolen. De watermolen is een banmolen waar de ingezetenen van het heerlijkheid Breust hun graan moeten laten malen. Eigenaar van de molen is het kapittel van Sint-Martinus in Luik en de waterradmolen wordt door pachters geëxploiteerd.

In 1791 heeft er zich een ingrijpende verbouwing plaatsgevonden zo getuige de gevelsteen met dit jaartal. In de gevelsteen zijn tevens de letters B en T opgenomen waarbij de T voor Trocquay staat, een familie die in de 18e en 19e eeuw eigenaar was van deze molen.

Wikipedia, Molendatabase
Galg van Margraten

Vanaf wanneer er hier een galg heeft gestaan is onduidelijk. In de periode 1770-1778 vond er een groot aantal vervolgingen plaats in de Landen van Overmaas naar een vermeende bende. Verdachten werden door marteling gedwongen te bekennen en medeplichtigen te noemen. Volgens de onder tortuur afgelegde bekentenis van vermeend bendeleider Casper van Mechelen verzamelden zich op 21 november 1774 voor de pastorie van Margraten een groep van zo'n 25 bokkenrijders die die nacht wilden inbreken in de pastorie. De pastoor werd wakker en kon hulp inroepen van dorpsbewoners door in de kerktoren de klokken te luiden, waarna inwoners uit het dorp te hulp schoten. De huishoudster was vastgebonden en het tin, koper, een gouden kruis, servetten, kleren en het zilverbeslag van het kerkboek waren verdwenen. Buiten in de tuin trof men de meeste buit aan die in de haast achtergelaten was. Bij deze daad door de bokkenrijders zouden Antoon Overkooren en Leonard Eijssen aanwezig zijn geweest.

Op 18 december 1775 werd Antoon Overkooren opgepakt en een week later met kerstmis volgde Leonard Eijssen. Beiden zaten gevangen in het oude stadhuis van Maastricht, alwaar Overkooren op 2 januari 1776 onder marteling werd gebracht. Hij zou bekend hebben tot de bende van de bokkenrijders te behoren. Op 6 februari werden ze overgebracht naar Valkenburg, waar ze negen maanden zouden verblijven. Op 6 november 1776 werden Antoon Overkooren en Leonard Eijssen opgehangen aan de galg van Margraten. Hun executie werd hier uitgevoerd omdat zij woonachtig zouden zijn in deze heerlijkheid.

Tot 1795 was de galg in gebruik.

Wikipedia, Gemeente Eijsden-Margraten, Tekens van Vroomheid
Hotsbom groeve

Een kleine kalksteengroeve met slechts enkele gangen. De groeve ontleent zijn naam aan 'de Hotsboom' die iets hoger op de helling ligt. Deze heeft vroeger als grensboom gediend, hij stond op de grens tussen de Heerlijkheid Cadier en het Graafschap Gronsveld. Hoe oud deze boom is, is niet bekend. Sommigen schatten hem op drie à vier honderd jaar. Uit oude archiefstukken (1444) weten we dat op deze plek ook al een grensboom stond, die Hotsboom genoemd werd.

Bronnen: Historische Kring Cadier en Keer
Lebensbosch-groeve

Zeer kleine, deels dichtgeslibte onderaardse kalksteengroeve

Kleinberg-groeve

Kalksteengroeve met een gang van + 50 m met enkele zijgangen

Varkensgat-groeve

Kalksteengroeve met slechts een gang van ca 20m lang.

Riesenberg-groeve

Door de steile helling komt het onderliggende kalksteen aan de oppervlakte in het Savelsbos. De kalksteen wordt al sinds de middeleeuwen ondergronds gewonnen zowel als bouwmateriaal als meststof voor landbouw. De winning heeft gezorgd voor kronkelende gangenstelsels die ook wel 'mergelgrotten' worden genoemd. Na de Tweede Wereldoorlog stopte de winning van kalksteen in het Savelsbos.
De Utrechtse Dom werd al rond 1500 gebouwd van “Gronsveltsteen”, waarschijnlijk afkomstig uit deze groeve. De kwaliteit van deze mergel was echter niet al te best.
Tot de jaren '60 werden in deze groeve nog champignons geteeld. In 1963 heeft Staatsbosbeheer de groeven afgesloten in verband met instortingsgevaar en voor de bescherming van overwinterende vleermuizen.

Heilige Kruisverheffingskerk Cadier & Keer

Mogelijk stond er hier ter plaatse in de 8e eeuw al een kerkje. De kapel van Cadier stond in de eerste schriftelijke vermelding te boek als een hulpkerk van Heugem
Het kerkgebouw had pilaren die uit de 13e eeuw stamden en als gotisch gekenmerkt werden.
Na de Tweede Wereldoorlog werd duidelijk dat de kerk te klein geworden was voor de parochie. In 1951 werd het gebouw onderzocht, waarbij aan het licht kwam dat de kerk erg bouwvallig was. Een deel van het gewelf stond op instorten en het dak was lek. In 1952 werd op last van deskundigen het stucwerk in het transept verwijderd en bleek de schade door boktorren zo groot dat het gebouw per direct buiten gebruik werd gesteld. De pastoor kreeg voor elkaar dat het kerkgebouw van de rijksmonumentenlijst werd afgehaald. Dit maakte het mogelijk de kerk te slopen en nieuwbouw te plegen. De toren bleef wel op de lijst van rijksmonumenten staan en bleef behouden.
De losstaande toren stamt uit de 12e eeuw en is opgetrokken in breuksteen met een bovenbouw van mergel. In de toren is er een Mariadevotiekapel ingericht. Bij de toren bevinden zich nog enkele oude grafzerken en grafkruisen.

Bronnen: Wikipedia, Stichting Kerkgebouwen in Limburg
Romeinse villa Backerbosch

De Romeinse villa Backerbosch is een terrein met de archeologische resten van een Romeinse villa. De villa rustica of villa urbana behoort tot de ruim 60 Romeinse villacomplexen die op de Zuid-Limburgse lössgronden zijn opgegraven.
In de jaren 1879-1880 werd onder leiding van de priester-historicus Jozef Habets archeologisch bodemonderzoek verricht op een terrein waar kort tevoren Romeinse overblijfselen waren gevonden. Het onderzoek van Habets leverde naast de vondst van drie forse gebouwen een schat aan bodemvondsten op. Bij de opgravingen werden duidelijke sporen van brand aangetroffen, waaruit Habets afleidde dat de villa in de tweede helft van de derde eeuw in brand is gestoken. Het villa-complex stamt uit de 1e of 2e eeuw na Chr. en omvat een hoofdgebouw en diverse bijgebouwen.
Onder de archeologische vondsten bevonden zich een zilveren munt met de beeltenis van keizer Septimius Severus (146-211), een verzilverde bronzen beker op een rijkversierde drievoet, diverse gebruiksvoorwerpen van aardewerk, een fragment van een godenbeeldje van pijpaarde, sleutels, haarspelden, schrijfstiften en talloze bouwfragmenten, waaronder dakpannen met het stempel van de maker en restanten van muurschilderingen. De meeste vondsten bevinden zich thans in de collectie van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.

Bronnen: Wikipedia, Historische Kring Cadier en Keer
Belgisch Verzetsmonument

Het Belgisch Monument is geplaatst ter nagedachtenis aan elf Belgisch-Limburgse verzetsstrijders. Op 12 september 1944, één dag voor de bevrijding, werden zij hier door de Duitsers gefusilleerd. De verzetsmensen waren in de bossen van het Belgische Rotem gevangen genomen en naar het bosgebied in Cadier en Keer gebracht om er te worden vermoord. Jaarlijks wordt er op de tweede zondag van september een herdenkingsbijeenkomst gehouden.

Bronnen: Historische Kring Cadier en Keer 1, Historische Kring Cadier en Keer
Amerikaanse Begraafplaats Margraten

De Amerikaanse Begraafplaats Margraten is een oorlogsbegraafplaats uit de Tweede Wereldoorlog In 1944 kreeg kapitein Shomon, toenmalig commandant van de 611th Graves Registration Company, de opdracht om voor het Amerikaanse Negende Leger een plaats te vinden voor een begraafplaats. Er werden veel doden verwacht bij de opmars richting Berlijn, en men wilde geen slachtoffers begraven op vijandelijk grondgebied. Begin oktober 1944 diende hij zich aan bij het gemeentehuis van Margraten, dat op 13 september was bevrijd. Daar kreeg hij de beschikking over 30 hectare grond langs de rijksweg westelijk van de dorpskern. De grond werd door de Nederlandse overheid in bruikleen gegeven aan de Amerikanen

Margraten Memorial Center, Wikipedia
Nieuwe & Oude Groeve St. Joseph

Voor de bouw van het nabijgelegen voogdijgesticht Huize Sint-Jozef werd hier in 1911 een nieuwe mergelgroeve ontgonnen. Ook werden de oude mergelgroeven in de omgeving weer in gebruik genomen om de vraag voor bouwsteen te voorzien. Deze oude groeve is voor het grootse gedeelte ingestort.

Rond 1943-1944, ging de Duitse bezetter, onder druk van de geallieerde bombardementen op Duitsland, op zoek naar bomvrije ondergrondse schuilplaatsen. Dit om onderdelen van de oorlogsfabrieken te huisvesten. In het begin gebeurde dit in eigen land. Maar in de loop van 1944 ook in Nederland, en wel in Zuid Limburg vanwege zijn vele ondergrondse mergelgroeven.
Het bureau dat de huisvesting organiseerde voor deze oorlogsfabrieken was gelegen aan de Prins Bisschopsingel te Maastricht. Om nu de mergelgroeven geschikt te maken voor gebruik, zijn eerst plattegronden gemaakt door de Duitse bezetter. Deze zijn uiterst nauwkeurig gemaakt met de inmiddels alom bekende Duitse perfectie. Iedere geologische storing, instorting, aardpijpen of iets dergelijks staat op de kaarten aangegeven of is in rapporten vermeld. De drie oude mergelgroeven achter huize Sint Joseph; De Scharnderberg, de Nieuwe Groeve en de Heerderberg, werden omstreeks begin 1944 in kaart gebracht door de Duitse bezetter. De Nieuwe Groeve was echter volgens de bijgevoegde rapporten zeer geschikt: goed gecamoufleerd door bomen en struiken, goed toegankelijkvoor vrachtwagens na verbreding van de toegangsweg en dichtbij de hoofdweg Maastricht-Aken. Merkwaadig is dat de Duitsers geen belangstelling hadden voor de verderop gelegen groeve Keerderberg-midden.²

Bronnen: 2, Jacques Maes, Ons Weekblad, Historische Kring Cadier en Keer, Wikipedia
Groeve Keerderberg (Midden)

In Augustus 1993 zijn twee jongens, van 15 en 17 jaar oud, overleden in deze groeve nadat ze deze groeven illegaal hadden betreden en hun enige zaklamp hierbinnen kapot hadden laten vallen. In het aardduister konden ze de uitgang niet meer terug vinden.
De jongens waren door justitie onder toezicht gesteld en verbleven in de halfopen afdeling van de nabijgelegen jeugdinrichting Huize St. Joseph. Sinds 6 augustus van dat jaar waren de jongens vermist en gemeld bij de politie.

De ingangen van de groeve Keerderberg waren dichtgemetseld om te voorkomen dat mensen erin verdwalen. Het stelsel staat bekend als zeer gevaarlijk omdat het zonder enige structuur is aangelegd en erbinnen een volstrekte duisternis heerst. De jongens waren binnengekomen door de smalle gaten die zijn vrijgelaten voor de talrijke vleermuizen, die in de gangen huizen. Mensen van een klein postuur kunnen daar met enige moeite doorheen. Een derde jongen, Ronnie Bekker, was ook weggerend met de jongens, maar toen ze bij de groeve naar binnen wilden gaan, pastte hij als enige niet door de gaten, waardoor hij het dus heeft overleefd.

Een politieman die als een van de weinigen de weg kent in het gangenstelsel, vond 20 dagen later tijdens een routinecontrole het eerste lijk. Na een uitgebreide zoekactie, waarbij vanwege het instortingsgevaar een mijndeskundige werd ingeschakeld, werd rond middernacht het tweede lijk gevonden. Volgens de politie wees de staat waarin de lichamen verkeerden er duidelijk op dat de twee door honger en dorst om het leven zijn gekomen.
Sporen in het gangenstelsel toonden aan dat de twee jongens tevergeefs in een kringetje rondgekropen hebben om de gevallen zaklamp terug te vinden. Uit het sporenonderzoek bleek dat de 15 jarige lang naar een uitgang was blijven zoeken. Zijn vriend had het eerder opgegeven. Ongeveer in het midden van het uitgebreide gangenstelsel werd de jongen in kleermakerszit gevonden. Hij hoopte alleen nog op hulp van buitenaf. Volgens de patholoog-anatoom waren de beide jongens na zo’n 45 uur al overleden.
Volgens de directie en van de jeugdinrichting was er geen enkele aanwijzing was dat de twee jongens, afkomstig uit Deventer en Maastricht, zich in het gangenstelsel konden bevinden. Omdat de twee al eens eerder uit de inrichting waren verdwenen, vermoedde de leiding dat de twee na verloop van enkele weken vanzelf zouden opduiken.

Bronnen: Jacques Konings; BERGLOPEN: cultuur en geschiedenis ondergronds!, NRC, Nieuwsfilmpje
Groeve 't Rooth
Stichting Limburgs Landschap, Wikipedia
Sint-Lambertuskerk Mheer

Tot in de 17e eeuw was Mheer net als Noorbeek als 'quarta capella' afhankelijk van de kerk van 's-Gravenvoeren. Omstreeks 1626 werd er waarschijnlijk een kerk gebouwd op de huidige plaats bij het kasteel, als gevolg van de toenemende invloed van de heren van Mheer. In 1655 werd de kerk ingewijd door de bisschop van Luik.
Rond circa 1786 is er een nieuwe kerk gebouwd als opvolger van de eerdere kerk. Dit omdat er alarmerende berichten kwamen over de rampzalige toestand van het eerdere kerkgebouw.
In de jaren 1876-1881 werd door Pierre Cuypers, bekend van het Rijksmuseum en het Centraal Station van Amsterdam, op dezelfde plek een nieuwe kerk gebouwd. Redenen hiervoor waren dat de kerk te klein geworden was en in slechte toestand was. Ze was oorspronkelijk bedoeld voor Mheer, Banholt en Terhorst, maar omdat de dorpelingen van Banholt geen kerk halverwege beide plaatsen kregen, bouwden ze zelf hun eigen kerk. Dit had grote spanningen tot gevolg.

Bronnen: Wikipedia, Stichting Kerkgebouwen in Limburg
Sint-Gerlachuskerk Banholt

Banholt behoorde vanouds tot de parochie Mheer. Toen de kerk van Mheer herbouwd moest worden in 1872, wensten de inwoners van Banholt dat deze herbouw halverwege de weg Mheer-Banholt zou plaatsvinden. Toen dat niet geschiedde, besloten zij een eigen kerkgebouw te bouwen, bedoeld als een van Mheer onafhankelijke rectoraatskerk. In 1874 werd met de bouw begonnen. Ze werd opgetrokken in zelfgebakken lemen brikken die in de buurt werden gewonnen. Bij de bouw kwam er geen architect te pas, maar zorgden bouwkundige Jonkergouw uit Meerssen en aannemer Johannes Roijen uit Margraten voor de bouw naar voorbeeld van de kerk van Berneau in België, in een vereenvoudigde classicistische stijl.
De afscheiding van Mheer ging echter niet zo simpel, omdat de bisschop, graaf en pastoor weigerden om de kerk in Banholt te bedienen. Er ontstond toen het 'Banholter Schisma' dat officieel tot 1881 duurde. In de periode van 1877 tot 1881 werden er in de Banholtse kerk geen missen gelezen, behielp men zich met lekenbediening en kreeg men de hulp van een oud-katholiek priester. In 1881 werd Banholt een zelfstandig rectoraat onder de parochie Mheer na het bijleggen van de ruzie.
Bronnen: Wikipedia, Stichting Kerkgebouwen in Limburg

Klooster Huize Immaculata Rijckholt

Nadat in 1882 een groep Dominicanen uit Frankrijk was uitgeweken en zich vestigde te Rijckholt, volgde in 1912 de vestiging van een groep Franse Dominicanessen. Dezen vervaardigden onder meer kerkelijke borduurwerken en leefden verder als slotzusters. Zij waren, ten gevolge van de Franse seculariseringspolitiek, uitgeweken naar België en vestigden zich in 1903 te Herk-de-Stad in het kasteeltje Het Hof, eigendom van de familie De Pierpont. Weldra werd dit kasteeltje te klein en het raakte ook steeds meer in verval. De zusters besloten een nieuw klooster in Nederland, en wel in Rijckholt, te bouwen. De nabijheid van het Dominicanenklooster speelde hierbij een rol. In 1923 keerden de zusters terug naar Frankrijk en werd het klooster verkocht. Ondertussen werd het kloostergebouw verkocht aan de Liefdezusters van de Heilige Carolus Borromeus, welke zich er vestigden en het klooster omdoopten tot Huize Immaculata. Huize Immaculata diende om zieke zusters op te vangen. Vanaf de jaren '80 van de 20e eeuw werden de gebouwen steeds minder gebruikt en in 2002 werd het complex, na een periode van leegstand, verkocht aan een woningcorporatie.

Bronnen: Stichting Kerkgebouwen in Limburg
Groeve Scharnderberg

Grote groeve van 200 breed bij 500 m diep met een instorting in het middendeel.

Schiepersberggroeve

Door dagbouw verdwenen kalksteengroeve.

Groeve Steinberg II
De Kaap

Deze hoekpunt van het plateau herbergt veel sporen van de Neanderthalers. Oude werktuigen en vuursteen afslagen op deze plek dateren uit de periode van de Neanderthaler. Hierom werd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2011 een klein onderzoek opgezet. Er werd een sleuf gegraven van 5 bij 10 meter en 4,5 meter diep. De profielwanden van deze sleuf werden schoongemaakt, gedocumenteerd en bemonsterd. Tijdens de documentatie werden drie vuurstenen artefacten aangetroffen. Op basis van hun vorm kon worden bepaald dat de drie artefacten uit het het midden-paleolithicum kwamen.

Bronnen: Heemkunde St Geertruid, Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Historiek', Heemkunde Grueles
Sint-Pancratiuskerk Mesch

De Sint-Pancratiuskerk te Mesch is een van de oudste stenen kerken van Nederland en is nog steeds als parochiekerk in gebruik. Het eenbeukige schip dateert deels uit de 9e eeuw en heeft een voor Nederland uniek visgraatmotief, een van oorsprong Romeins metselverband, in het onderste gedeelte van de noordelijke buitenmuur. Het koor werd rond 1400 vervangen door het huidige mergelstenen koor in gotische stijl. De oorspronkelijke toren is in 1875 ingestort. Toen architect Johannes Kayser de kerk in 1888 en 1889 restaureerde, werd de gelegenheid aangegrepen om het schip met één travee te verlengen en de toren drie meter naar het westen te herbouwen. Deze toren is in neoromaanse stijl. Tijdens de restauratie werden de muren van het schip bovendien opgemetseld tot dezelfde hoogte als het koor. Opvallend is dat het visgraatmotief bij de nieuwe bouwdelen is voortgezet.

Bronnen: Wikipedia, Stichting Kerkgebouwen in Limburg
Sint-Christinakerk Eijsden

Bronnen: Wikipedia, Stichting Kerkgebouwen in Limburg
Sint-Martinuskerk Eijsden
Bronnen: Wikipedia, Stichting Kerkgebouwen in Limburg
Het Steenen Huis

Het Stenen Huis ligt verscholen achter negentiende eeuwse stallen en een woonhuis langs de Burgemeester Wolfsstraat. Het is een hoog rechthoekig gebouw opgetrokken in mergel en staat op een fundering van breuksteen. Het heeft een met de straat parallel lopend steil zadeldak tussen trapgevels. Het pand, zoals het er nu staat, is het resultaat van een grootschalige herbouw uit het eerste kwart van de zeventiende eeuw. Daarbij is mogelijk gebruik gemaakt van sloopmateriaal van de voorganger van bet Steenen Huis, de zogenaamde Poorthof. Daarvoor spreekt onder andere de aanwezigheid van (hergebruikte) vijftiende eeuwse hardstenen vensters. De Poorthof vanaf circa 1450 vermeldt in de archieven en behoort ongetwijfeld tot de oudste boerderijen van het dorp, gezien zijn ligging direct naast de kerk.

Bronnen: Heemkunde St. Geertruid, Rijksmonumenten.nl
Klooster Hoogcruts

Het Klooster Hoogcruts is een voormalig klooster. De oudste vermelding van klooster Hoogcruts dateert uit 1686 en verwijst naar een mis die in 1428 ter plekke werd gehouden in 'de Capelle van het Heylich Cruyts, d’welck tegenwoordigh is het Clooster'. Volgens de overlevering vond het klooster zijn oorsprong in een wonder toen een herder een kruis tussen de doornstruiken aanschouwde. Dit visioen was zo indrukwekkend dat zelfs de schapen op de knieën vielen. De lokale bewoners besloten ter herdenking van deze gebeurtenissen een kapel op te richten

Op 6 september 1979 werd het gebouw, nadat de Paulus Stichting reeds was vertrokken, wederom door brand verwoest. De toenmalige eigenaar werd verdacht van brandstichting. Dit kon uiteindelijk niet bewezen worden en zodoende was Interpolis toch genoodzaakt aan hem de schade te vergoeden. Het geld werd echter niet gebruikt om de noodzakelijke herstelwerken uit te voeren en sindsdien is het complex vervallen tot een ruïne. Veel waardevolle materialen en ornamenten zijn in de afgelopen 35 jaar verdwenen. Vanwege instortingsgevaar is de bouwvallige locatie gesloten.

Bronnen: Wikipedia, Stichting Limburgs Landschap